De Romeinse tafelmanieren waren beslist heel
anders dan de onze; zij vertonen meer overeenkomst met wat vandaag de
dag in Noord-Afrika en het Midden Oosten gebruikelijk is. Dat wil zeggen,
men at met de handen uit een gemeenschappelijke schotel. Borden en bestek
waren onbekend. Een lepel bestond wel, voor vloeibare gerechten, met
een scherpe punt aan het andere einde, bestemd voor het eten van slakken.
Messen waren ook niet nodig aan tafel, want de spijzen werden door een
slaaf voorgesneden.
Voor de banketten van de rijke mannen -en daar is de enige lamp op gericht-
geldt dat men in liggende houding at. Het eetvertrek was daartoe uitgerust
met drie aanligbedden, elk voor drie personen, die in hoefijzervorm
rond de tafel waren opgesteld. De open zijde stond het bedienend personeel
toe de tafel voor elke gang in zijn geheel te vervangen door een volgende.
De naam voor deze opstelling, ‘triclinium’,
verraadt de Griekse oorsprong van dit gebruik.
Voor de tafelschikking golden tamelijk strikte regels, die alles te
maken hadden met de sociale status van de gastheer en zijn gasten.
Het drinken van wijn tijdens en na de maaltijd was ook aan regels gebonden,
zowel wat de wijnkeuze betrof als de mate van verdunning en het tempo
waarin werd gedronken.
Soms werd de maaltijd opgeluisterd met muziek en dans of met het reciteren
van litteraire werken. Conversatie van enig niveau werd doorgaans ook
op prijs gesteld.